Heb je hem vergeven?

Deze vraag krijg ik vaak te horen als ik vertel dat ik door mijn vader ben misbruikt. Meestal komt de vraag te vroeg voor me, dan voelt het als met een bochtje om deze pijnlijke bekentenis gaan. Naar de plek waar dat onvoorstelbare niet werkelijk onder ogen hoeft te worden gezien. Om daarmee het ongemak te omzeilen. Ongemak van de luisteraar die liever niet in een wereld wil worden getrokken waar het bestaat dat een nette vader in een keurig gezin zijn dochter misbruikt. Terwijl ik als verteller juist grote behoefte heb aan een luisterend oor, aan doorvragen, aan willen weten.
In de eerste jaren na mijn ontdekking kon ik niet direct omschakelen van mijn diepe pijn en verdriet, mijn geschoktheid, naar het gebied waar mijn vader kennelijk iets van mij nodig had, namelijk mijn vergeving. Het voelde als onvermogen van de vraagsteller om zich werkelijk te verbinden met wat ik vertelde. En ik wist in mezelf, ja natuurlijk, want dit is ook erg heftig. Zo heftig dat je bijna zou zwijgen erover. Om de ander niet in verlegenheid te brengen. Alleen wil ik niet zwijgen. Het moet worden verteld. Zodat het stopt. En dat mijn vader niet meer leeft doet daaraan niet af.

‘Vergeving, ik vind het een moeilijk begrip’, zeg ik in antwoord. In mezelf peins ik, betekent vergeving dat het dan niet langer pijnlijk is, of dat ik dat niet langer mag vinden? Eigenlijk versta ik de vraag aldus dat ik mijn vader iets heb te geven, namelijk mijn vergeving. In plaats van iets van hem te mogen ontvangen, namelijk zijn diepe spijt. Het voelt alsof de rollen zijn omgedraaid, dat ik iets moet geven, aan hem, omdat hij er erg aan toe is. En dat mijn vergeving het gebeurde minder erg maakt. Ik hoor in de vraag dat het een groot goed is, vergeving. Voor wie? Voor mij als teken dat ik het heb verwerkt? Of voor hem, zodat hij niet meer in een kwaad daglicht staat bij me?
Natuurlijk ben ik gegroeid in mijn verwerking, de randen zijn minder scherp, de wond niet langer bloot. En tegelijk, wat blijft is die diepe beschadiging in mijn vertrouwen. Die wezenlijke ervaring dat ik als kind zo onveilig was, juist bij degene die me zou moeten beschermen tegen de wereld. En dat daarmee de wereld een onveilige plek werd.
Ik ben verder gegroeid. Ik kan mijn vader meer zien in wie hij is. Een erg beschadigd man, een mens met verschillende kanten en ook een lieve vader. En ik weet dat zijn eigen beschadiging, zijn onverwerkte verleden, zijn grote pijn en leegte in hemzelf, de oorzaak is van zijn onbeheerste wangedrag. En dat hij dat zelf onder ogen mag zien, waar hij nu ook is. Voor zijn eigen groei en ontwikkeling.
En daarmee, in hem te kunnen zien als mens, ben ik een stukje wijzer geworden. Dat we uiteindelijk allemaal onschuldig zijn.
Ja, ik heb hem vergeven.

Geef een reactie